zaterdag 15 augustus 2009

Een hotel vol Aussies








In en rond Sandakan speelde zich een van de tragische verhalen af van de Tweede Wereldoorlog. Na de val van Singapore verscheepten de Japanners zo'n 2700 Australische en Britse soldaten naar Sandakan. Daar moesten zij met niets meer dan hun blote handen een militair vliegveld aanleggen. In de beginperiode werden ze relatief goed behandeld. Dat veranderde toen de Japanners ontdekten dat de krijgsgevangenen over een zelfgebouwde radio beschikten en dat ze contacten hadden met het lokale verzet.
De Japanse geheime politie (Kempei-tai) sloeg meedogenloos toe en na hun acties bleven er nog 2.434 gevangenen over voor wie het regime zeer hard en strikt werd. Over hoe zij behandeld werden lees en hoor je hier veel getuigenissen die je enkel kunnen doen walgen. Ook Maleisische, Chinese en Indonesische burgers, vrouwen en kinderen incluis, werden als slaven ingezet door de Japanners.

Toen in 1945 de oorlog in het nadeel van Japan begon uit te draaien beslisten ze om de uitgemergelde gevangenen te verplaatsen naar Ranau, een dorpje op de flanken van Mount Kinabalu. Dit gebeurde te voet in wat nu bekend staat als de 3 dodenmarsen van Sandakan. Wie te zwak was om er aan te beginnen werd geliquideerd, van de anderen stierf de helft onderweg en de andere helft na aankomst. Amper 6 Australische soldaten konden ontkomen in de jungle en overleefden de hel dankzij hulp van lokale bewoners.

Meer info over de dodenmarsen op http://www.sandakan-deathmarch.com/

Vandaag werd dit herdacht met een plechtigheid aan het Sandakan Memorial. Dat was te merken aan de aanwezigheid van Australische militairen en burgers van het vaderlandslievende type. Een best sympathieke maar nogal praatzieke Australiƫr bood ons aan om mee te gaan naar de plechtigheid met de bus van het gezelschap. Toen we echter zagen dat het hele gebeuren al rond 7u 's ochtends startte en amper 40 minuten zou duren (waarvan 38 minuten toespraken) hebben we maar beslist om niet mee te gaan.

Vandaag hebben we Sandakan city verkend. Het is een groezelige haven en industriestad die nogal onveilig aanvoelt. De stad is een belangrijk handelscentrum, vooral voor de handel in tropisch hout dat via de Kinabatangan River (Sungai Kinabatangan) aangevoerd wordt uit het binnenland. De rivier is 560 kilometer lang en is daarmee de tweede grootse van Borneo.
Sandakan is ook een trekpleister voor Filipijnse en Indonesische migranten die in paalwoningen rond de stad verblijven in de hoop er een beter leven te kunnen opbouwen. Van dat betere leven is vooralsnog weinig te merken. De armoede is zelfs zichtbaar in de materialen waarmee de kleine moskeeƫn gebouwd worden. De wanden zijn van golfplaten gemaakt en de kleine koepels van blik. De migranten worden ook hier als goedkope werkkrachten ingezet in de industrie en de bouwnijverheid. We zagen enkelen van hen met niets meer dan een lijn en een haak vissen in het zwaar naar petroleum riekende water van de haven.Vermoedelijk een wereld van verschil met de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur waar we morgenochtend in 1 ruk naar toe vliegen.

Dit betekent dat we nog 1 nacht doorbrengen op Borneo. Het einde van een verblijf dat ons heeft laten proeven en genieten van de natuurpracht en de boeiende culturen op dit derde grootste eiland ter wereld. Maar dat ons ook geconfronteerd heeft met de bedreigingen voor al dat schoons. Met op kop de niet aflatende kap en verbranding van het tropische regenwoud om het te vervangen door groene woestijnen vol palmolieplantages. Als we het woord biodiesel zullen horen in de toekomst, dan zal dat niet meer kunnen zonder te denken aan de Orang Utans, de dwergolifanten en de Sumatraanse neushorens wiens voortbestaan ernstig bedreigd wordt. En dan zeggen we nog niets over de nog vele onbekende planten en dieren die verdwijnen voor ontdekt kan worden welke eventuele meerwaarde ze kunnen hebben voor de mensheid.
Wie zijn wij echter om te gaan oordelen of veroordelen. Om hier te geraken en dit alles te zien is menig liter vliegtuigbrandstof verstookt. En voor de inwoners van Borneo zijn de plantages vaak het enige wat hen scheidt van een leven in extreme armoede.

Onze reis zit er echter nog niet op. Nu wacht ons het Maleisische schiereiland.